schakelen De Man met de Hoed: pag. 9
                     
  

 
 

 

 

 

 

 

  


                   
                   
                   
                   
                   
                   
                   
                   
‘Een leven dat niet is opgeschreven is niet gebeurd,’ zei Lily, en ze voegde eraan toe: ‘ik wil niet ongebeurd blijven.’ Ik zal nog uitleggen wie Lily is, haar tijd komt nog, maar ik moet beginnen bij de ouders van haar ouders, voor de duidelijkheid, dat zijn dus de ouders van bompa en bomma. De man met het milde, gemoedelijke gezicht en de strooien hoed is Pa, en de vrouw met de ogen zo woest en vurig dat ze er gaten mee in papier zou kunnen schroeien is Ma. Ze woonden in de Boschstraat tussen de andere Walen die aan het eind van de Negentiende Eeuw in Maastricht zijn komen werken toen België overspoeld werd door Franse fabriekswaar tegen afbraakprijzen.
          Van Pa weten we dat hij net als zijn jongere broer en zijn vader geweermaker was, geboren in Maastricht, en dat zijn vader uit Luik kwam. Dat hij zomer en winter, binnen en buiten een strohoed droeg en dat hij van het balkon plaste als het privaat bezet was, dat hij, kortom, geen man van conventies was. De grote vogelkooi daar boven op dat omgekeerd dressoir, dat witte krullerige ding met vijf etages, die is van hem geweest. Daarin zat Lowie achter het paarse glas in lood van de voorkamer ‘Cir-cu-lez!’ te roepen, liever gezegd te krijsen, want het klonk als het gebalk van een oude ezel, en ‘Oh, que ma cendre repose aux bords de la Seine!’ Waar hij dat vandaan heeft is ieders gis maar Pa vindt het prachtig, volgens hem zijn het de laatste woorden van Bonaparte.
          ‘Allez, doet uw ding nog ’ns Lowie!’
          ‘Cir-cu-lez! Cir-cu-lez!’
          A la bonheur. En verder?’
                     

   
       
 
inhoud  inhoud

vorige pagina

pagina

volgende pagina
 
 

schakelen De Man met de Hoed: pag. 9